Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting

 

Artikel 5
1
Een ingevolge de artikelen 2 en 3, eerste lid, gegeven beschikking heeft tot gevolg dat:
a
een verbintenis van het Rijk jegens de gemeente uit hoofde van geldelijke steun, verleend op grond van artikel 67 van de Woningwet 1962 of artikel 56 van de Woningwet 1901, teniet gaat, voor zover deze strekt tot betaling van bijdragen uit hoofde van verleende geldelijke steun over het tijdvak na de inwerkingtreding van de beschikking,
b
ten laste van het Rijk een verbintenis ontstaat tot betaling aan de gemeente van de ingevolge de artikelen 2 en 3, eerste lid, vastgestelde som,
c
vorderingen van het Rijk uit hoofde van leningen, aan de gemeente verstrekt krachtens artikel 67 van de Woningwet 1962 of artikel 56 van de Woningwet 1901 berekend naar de stand op 1 januari 1995, met inbegrip van de verschuldigde rente tot die datum in hun geheel opeisbaar worden,
d
de verbintenis van de gemeente jegens de toegelaten instelling uit hoofde van geldelijke steun, verleend op grond van artikel 60 van de Woningwet 1962 of artikel 51 van de Woningwet 1901, teniet gaat, voor zover deze strekt tot betaling van een of meer bijdragen over het tijdvak na de inwerkingtreding van de beschikking,
e
ten laste van de gemeente een verbintenis ontstaat tot betaling aan de toegelaten instelling van de ingevolge de artikelen 2 en 3, eerste lid, vastgestelde som,
f
vorderingen van de gemeente uit hoofde van leningen, aan de toegelaten instelling verstrekt krachtens artikel 60 van de Woningwet 1962 of artikel 51 van de Woningwet 1901, berekend naar de stand op 1 januari 1995, met inbegrip van de verschuldigde rente tot die datum, voor zover deze betrekking hebben op door het Rijk aan de gemeente verstrekte leningen als bedoeld in onderdeel c, in hun geheel opeisbaar worden, en
g
het verschuldigde uit hoofde van leningen als bedoeld in de onderdelen c en f, voor zover de uit het verstrekken van die leningen ontstane verbintenissen niet ingevolge artikel 8 te niet gaan, bevrijdend kan worden betaald, zonder dat overeengekomen boeten of kosten verschuldigd worden.
2
De schulden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en e, worden vermeerderd met een rente van 6,75 procent per jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1995 tot de inwerkingtreding van de beschikking en vervolgens verminderd met de in onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel d, bedoelde bijdragen die op of na 1 januari 1995 zijn of worden betaald, vermeerderd met een rente van 6,75 procent per jaar over die bijdragen, berekend over het tijdvak van de betaling tot de inwerkingtreding van de beschikking.
3
De vorderingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en f, worden vermeerderd met een rente van 6,75 procent per jaar, te rekenen vanaf 1 januari 1995 tot de inwerkingtreding van de beschikking en vervolgens verminderd met de daarop op of na 1 januari 1995 betaalde bedragen, vermeerderd met een rente van 6,75 procent per jaar over die bedragen, berekend over het tijdvak van de betaling tot de inwerkingtreding van de beschikking.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •